Maandelijks nieuws van de rechter!


Een 32-jarige vrouw meldt zich bij mij omdat zij een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid heeft gehad, met als uitkomst een vermindering van 100% arbeidsongeschiktheid naar 36,20%. Van een LAU1 naar een VVU, met een inkomstenterugval van ruim 65%. Belanghebbende ontvangt al sinds 2019 een WIA-uitkering voor 100% arbeidsongeschiktheid. Er spelen vanaf jongs af aan tremoren aan de handen, en deze worden erger naarmate de leeftijd toeneemt. Dit leidt tot ongecontroleerde en onvoorspelbare bewegingen van de armen en handen. De ex-werkgever (ERD) van belanghebbende vraagt een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid aan. Het UWV geeft aan dat GBM (gericht medisch beleid) niet meer te onderbouwen is en komt tot een arbeidsongeschiktheid van 36,20%. Belanghebbende komt in verweer omdat haar klachten steeds erger worden. Door de klachten en beperkingen zijn er ook mentale klachten ontstaan. Een pro-forma bezwaar wordt ingesteld. Het UWV bevestigt de ontvangst van het bezwaar, maar in de ontvangstbevestiging staat niets over een eventuele hoorzitting.
Gezien het gebrek aan capaciteit ziet het UWV liever af van een hoorzitting (dit is een aanname). Het UWV bevestigt dat, als je in een bezwaarschrift niet expliciet vraagt om een hoorzitting, er geen hoorzitting volgt. Dit handelen is in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (artikel 7:2), waarin staat dat een bestuursorgaan een belanghebbende in de gelegenheid moet stellen om gehoord te worden. Later worden er aanvullende bezwaargronden aangeleverd, met een verzoek om een fysieke hoorzitting in de buurt van de woonplaats van belanghebbende (i.v.m. vervoersbeperkingen). Het UWV belt dat door alle drukte het bezwaar is overgenomen door een ander kantoor. Dit kantoor ligt 148 km van de woonplaats van belanghebbende. Een afhandeling door het kantoor dichter bij de woonplaats van belanghebbende kan wel, maar dan moet er 9-12 maanden gewacht worden op een medisch onderzoek. Eerder is er geen verzekeringsarts beschikbaar.
Het kantoor dat het bezwaar nu behandelt, kent een wachttijd van 4-6 maanden en ruim 2 uur reistijd enkele reis. Belanghebbende wil fysiek gezien worden door de verzekeringsarts, gezien haar ongecontroleerde en onvoorspelbare arm- en handbewegingen. Er zit niet veel anders op dan te wachten tot de beslistermijn van het UWV voorbijgaat en dan een ingebrekestelling te doen naar het UWV. Het UWV geeft aan dat een ingebrekestelling momenteel blind wordt betaald, aangezien zij geen capaciteit hebben om zaken eerder af te handelen. In 2023 heeft het UWV bijna 12 miljoen euro uitbetaald aan dwangsommen omdat zij te laat waren met een besluit (bron: jaarverslag UWV 2023). De verwachting is dat dit in 2024 meer dan 20 miljoen euro zal bedragen. Mijn belanghebbende moet bijna een jaar in onduidelijkheid zitten, met een veel lagere uitkering dan zij had moeten ontvangen.
Voor herbeoordelingen gelden andere normen. Na een ingebrekestelling kan de weg naar de rechter met succes worden afgelegd. Zie hieronder een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland.
RBMNE:2022:3378
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een verzoek om herbeoordeling, kan de belanghebbende daartegen in beroep gaan. Wel moet de belanghebbende dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het UWV sturen. Dat wil zeggen dat de belanghebbende per brief aan het UWV moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Belanghebbende heeft haar verzoek om herbeoordeling ingediend op 25-03-22, ontvangen door het UWV op 28-03-22. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen het UWV op dit verzoek moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken. Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb.
Omdat het UWV nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen. Het UWV schrijft in zijn verweerschrift van 12-07-22 dat de beslistermijn is overschreden door een tekort aan verzekeringsartsen. Het UWV heeft geen indicatie gegeven binnen welke termijn het een besluit kan nemen. De rechtbank bepaalt daarom dat het UWV binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een besluit moet nemen, op straffe van een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000.
Groet,
Michiel Slot
Jurist arbeidsongeschiktheid en re-integratie