Akkoord over vroegpensioen zwaar werk


Werknemers die zwaar werk aan het eind van hun loopbaan niet volhouden, kunnen waarschijnlijk gebruik blijven maken van de optie van fiscaal gefaciliteerd vervroegd pensioen. Dit kan bij een deel van deze werknemers voorkomen dat de WIA als verkapte prepensioenregeling functioneert, met alle financiële gevolgen voor werkgever en werknemer van dien.
Onderhandelaars van de overheid en de sociale partners bereikten onlangs een akkoord over handhaving van de Regeling voor Vervroegde Uittreding (RVU). Deze belastingvrijstelling stond onder druk omdat het kabinet een cultuur wil voorkomen waarbij werknemers tegen hoge kosten voor de overheid onnodig vroeg stoppen met werken. Dit effect deed zich eerder voor bij de regeling Vervroegde uittreding (VUT), die om deze reden in 2006 werd afgeschaft. De onderhandelaars hebben nu een akkoord bereikt over een structurele vroegpensioenregeling die specifiek is gericht op mensen met zwaar werk.
De uitgangspunten blijven grotendeels gelijk
De huidige RVU-regeling is een afspraak uit het pensioenakkoord van 2019 en loopt eind 2025 af. Hij maakt het mogelijk dat de werkgever bij vervroegd pensioen belastingvrij een bedrag van € 2.182 bruto per maand (2024) uitkeert. Dit is vergelijkbaar met een netto AOW-uitkering. De regeling benutten is mogelijk vanaf maximaal 3 jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd. In de nieuwe structurele regeling blijven deze uitgangspunten van toepassing. Voor werknemers in knellende situaties komt er daarbovenop echter nog ruimte om maximaal € 3.600 bruto per jaar extra te bieden. Dit moet de regeling toegankelijker maken voor mensen met een laag inkomen of beperkt aanvullend pensioen.
De doelgroep wordt strikter afgebakend
Er komen extra waarborgen om te voorkomen dat de regeling wordt ingezet bij werknemers die hem niet nodig hebben. Vakbonden en werkgevers bepalen aan de cao-tafel of zij RVU in een bepaalde sector willen aanbieden en zo ja, welke werknemers ervoor in aanmerking komen. Hierbij geldt voortaan de afspraak dat RVU-afspraken in cao’s altijd een onderbouwde afbakening bevatten van de doelgroep, zodat ze daadwerkelijk zijn gericht op belastende functies en werkzaamheden. Werkgevers en werknemers zijn bovendien verplicht een door het ministerie erkende derde partij in te schakelen om de afbakening te valideren. Het kabinet onderzoekt ook mogelijkheden om via wetgeving te waarborgen dat alleen werknemers met zwaar werk de regeling kunnen gebruiken.
Koppeling met duurzame inzetbaarheid blijft ook
Aan de huidige RVU-regeling is ook de voorwaarde gekoppeld dat werkgevers en werknemers actief werk maken van duurzame inzetbaarheid. De overheid ondersteunt initiatieven hiervoor op sectorniveau via de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU). Voor individuele bedrijven is subsidie mogelijk via de regeling Duurzame inzetbaarheid bedrijven. Iets soortgelijks lijkt bij de nieuwe regeling de bedoeling te zijn. Het kabinet en de sociale partners willen vóór mei 2025 een ‘gerichte en doeltreffende duurzame inzetbaarheidsagenda’ presenteren. Hierbij kijken ze ook naar mogelijkheden rond verlofsparen en manieren om de overgang van werk naar pensioen soepeler te maken. Voor bevordering van duurzame inzetbaarheid zijn in elk geval de middelen beschikbaar die overblijven uit de huidige MDIEU-regeling.
Meer weten?